Bij Matthijs de Blois, Senior Fellow thinc.
Op dezelfde avond dat in de Snoga, de indrukwekkende Portugese synagoge in Amsterdam, de Kristallnacht van november 1938 werd herdacht, waren op 7 november 2024 de straten en pleinen van de Nederlandse hoofdstad gevuld met mensen die zich bezighielden met – volgens hun eigen jargon – ‘Jodenjacht’. Israëlische supporters van het team van Maccabi Tel Aviv – in Amsterdam voor een voetbalwedstrijd met Ajax uit Amsterdam – werden het slachtoffer van verbaal en fysiek geweld. Jongeren op scooters gingen in ‘hit-and-run’ acties achter de Israëliërs aan. Ze waren niet veilig in hun hotels en durfden geen gebruik te maken van taxi’s, omdat veel taxichauffeurs zich aansloten bij de antisemitische activisten. Over de hele wereld stond Amsterdam op de voorpagina’s van toonaangevende kranten en in tv-programma’s. De oorlog van terreurgroepen als Hamas en Hezbollah tegen Israël sloeg over naar de stad die vaak ‘Mokum’ werd en nog steeds wordt genoemd, afgeleid van het Hebreeuwse woord ‘Maqom’ (=plaats), een verwijzing naar haar rijke Joodse geschiedenis van meer dan 400 jaar. De gebeurtenissen riepen ook herinneringen op aan zeer donkere bladzijden uit die geschiedenis, toen tijdens de Duits-nazi-bezetting 110.000 Joden, ongeveer 80% van de totale Joodse bevolking van Nederland, werden gedeporteerd en vermoord door de nazi’s. Veel van de slachtoffers kwamen uit Amsterdam. Veel van de slachtoffers kwamen uit Amsterdam. Het is begrijpelijk dat Joden in Amsterdam en elders in het land zich niet meer veilig voelen.
In hun eerste verbale reacties gebruikten de autoriteiten zowel in Amsterdam als op nationaal niveau krachtige taal en terecht. De burgemeester van Amsterdam, mevrouw Femke Halsema, gebruikte de term pogrom (later had ze spijt dat ze deze term had gebruikt). Premier Schoof verklaarde dat hij “geschokt was door de antisemitische aanvallen op Israëlische burgers”. Meer politici kwamen met veroordelingen. De Koning zei dat Joodse mensen zich veilig moeten voelen in Nederland en hij wees ook op de Nederlandse geschiedenis die laat zien hoe intimidatie van kwaad tot erger gaat. Hij voegde eraan toe dat het land “antisemitisch gedrag” niet kan negeren.
Bij de handhaving kunnen vraagtekens worden gezet bij de aanpak van de autoriteiten. Er waren veel klachten van slachtoffers dat veiligheidstroepen niet aanwezig waren wanneer dat nodig was. Een tijdelijk demonstratieverbod van de burgemeester van Amsterdam werd maar halfslachtig gehandhaafd. Slechts een paar dagen na de gebeurtenissen nam het debat onder linkse politici en invloedrijke media een u-bocht, min of meer vergelijkbaar met wat er gebeurde na de pogrom van 7 oktober 2023 in Israël. De focus verschoof naar Israëlische supporters die een paar nare liedjes zongen en een Palestijnse vlag verbrandden, wat impliceerde dat het geweld was uitgelokt. Slachtoffers kregen de schuld van de daden van de daders.
De regering heeft nieuwe maatregelen aangekondigd om antisemitisme te bestrijden, deels als reactie op de recente gebeurtenissen in Amsterdam, maar ook vanwege de enorme stijging van het aantal antisemitische incidenten sinds vorig jaar, dus sinds 7 oktober 2023. Het is de bedoeling om wetgeving in te voeren die het verheerlijken van terrorisme strafbaar stelt met een hoge straf. De bevoegdheden van de politie om informatie te verzamelen over verstoringen van de openbare orde worden uitgebreid. De regering wil ook mogelijkheden onderzoeken om het onderscheid tussen vreedzame demonstraties en acties die de openbare orde verstoren aan te scherpen. Er komt een Taskforce Bestrijding Antisemitisme om de veiligheid van Joden te beschermen, waaronder Joodse studenten op universiteiten en bij (anti-Israël) sit-ins op treinstations. Het is de bedoeling Joodse instellingen en evenementen financieel te ondersteunen om de veiligheid te waarborgen. De bestrijding van antisemitisme in het voetbal moet door alle clubs serieus worden genomen. Tot slot onderstreept de regering het belang om de herinnering aan de Sjoa (Holocaust) te behouden en de kennis over het Joodse leven te verspreiden.
Daarnaast is het belangrijk om op te merken dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen die is ingediend door Chris Stoffer, Tweede Kamerlid voor de Gereformeerde Partij, waarin wordt verwezen naar een rapport van het Israëlische ministerie van Diaspora en de Strijd tegen Antisemitisme waarin pro-Palestijnse organisaties die gelieerd zijn aan Hamas worden aangewezen als medeverantwoordelijk voor de antisemitische pogrom in Amsterdam. De motie verzoekt de regering de veiligheidsdiensten op te dragen deze organisaties te onderzoeken en ze op te nemen in de lijsten van terroristische organisaties. De motie verzoekt de regering ook om samen met universiteiten een taskforce op te richten om antisemitisme in het hoger onderwijs te bestrijden, onder andere door antisemitische sprekers en evenementen te weigeren.
Zonder twijfel is versterking van maatregelen tegen antisemitisme noodzakelijk, allereerst vanuit moreel perspectief. Gezien de zeer slechte staat van dienst van de Nederlandse bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot de bescherming van hun Joodse medeburgers, moet alles in het werk worden gesteld om herhaling te voorkomen.
De versterking is ook belangrijk vanwege de internationale verplichtingen van Nederland. Artikel 4 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie verplicht de staten die partij zijn om “alle propaganda en alle organisaties te veroordelen die gebaseerd zijn op ideeën of theorieën van superioriteit van één ras of groep personen van één kleur of etnische afstamming, of die rassenhaat en discriminatie in welke vorm dan ook trachten te rechtvaardigen of te bevorderen (…)”. Ze zijn ook verplicht om “het verspreiden van ideeën gebaseerd op rassensuperioriteit of rassenhaat, het aanzetten tot rassendiscriminatie, alsmede alle daden van geweld of het aanzetten tot dergelijke daden tegen een ras of een groep personen van een andere huidskleur of etnische afstamming, alsmede het verlenen van steun aan racistische activiteiten, met inbegrip van de financiering ervan, strafbaar te stellen”. Bovendien verklaren de Staten die Partij zijn “organisaties, alsmede georganiseerde en alle andere propaganda-activiteiten, die rassendiscriminatie bevorderen en daartoe aanzetten, onwettig en verbieden zij, en erkennen zij deelname aan dergelijke organisaties of activiteiten als een misdrijf dat strafbaar is (…)” en “staan overheidsinstanties of openbare instellingen, nationaal of lokaal, niet toe rassendiscriminatie te bevorderen of daartoe aan te zetten”. Hoewel deze bepalingen in wetgeving zijn omgezet, tonen de recente gebeurtenissen aan dat de bestaande nationale bepalingen niet toereikend zijn. De versterking van de wettelijke instrumenten ter bestrijding van antisemitisme moet daarom worden toegejuicht.