Door Norman J.W. Goda, gepubliceerd op quillette.com op 31 mei.
Veel voorstanders van mensenrechten verwelkomden de oprichting van het Internationaal Strafhof (ICC) in 2002. Het doel van het nieuwe tribunaal was om voor hedendaagse wreedheden te herhalen wat Neurenberg en de daaropvolgende tribunalen hadden bereikt voor Nazi-misdaden. Het hof heeft bewijs verzameld in de vorm van documenten en getuigenissen, het heeft verhalen over de wreedheden zelf opgesteld en het heeft voor een zekere mate van gerechtigheid gezorgd. De procedures van het ICC en de eerdere ad hoc tribunalen die oordeelden over het bloedige uiteenvallen van Joegoslavië en de genocide op de Tutsi’s in Rwanda, hebben ook veel moeite gedaan om de politiek buiten de deur te houden. Rechters en officieren van justitie zijn gerespecteerde juristen uit staten waar de gruweldaden niet hebben plaatsgevonden. Het is niet realistisch om het ICC af te doen als een hofleverancier van “overwinnaarsrechtspraak” of zelfs gepolitiseerde rechtspraak.
Aan dit record kwam abrupt een einde op 20 mei toen aanklager Kamil Khan een aanvraag indiende bij de vooronderzoekskamer van het ICC waarin hij vroeg om arrestatiebevelen tegen drie hooggeplaatste leden van Hamas, waaronder Yahya Sinwar, en twee Israëlische leiders, premier Benjamin Netanyahu en minister van Defensie Yoav Gallant. Het verzoek om een arrestatiebevel is gebaseerd op het Statuut van Rome van 1998, waarin de procedures van het hof zijn vastgelegd en de definities van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide zijn verduidelijkt. Maar Khan’s aanvraag is ook een sterk gepolitiseerd document. Het beweert geen partij te kiezen in de laatste oorlog van Israël met Hamas door valse gelijkenissen te creëren tussen de strijdende partijen en het geeft toe aan commentatoren die al lang beweren dat Westerse leiders – vooral de Israëliërs – immuniteit genieten voor de strikte regels van het hof.
Lees hier het volledige artikel (in het Engels)